woensdag 1 april 2015

Huilende zeekoeien in Goena-Goena van P.A. Daum, 1889

"Het was jammer, zei hij, maar juist een paar dagen te voren waren de doejongs gevangen; om de tranen te kopen, die den dieren bij hun sterven uit de ogen stromen, waren anderen Ketjil reeds vóór geweest. En nu gebeurde het tegenwoordig waarlijk niet elken dag , dat men zo'n beest ving; het was in dat opzicht 'n slechte tijd. De visserij ja, die bleef goed; de netten waren trouw gevuld. Maar doejongs ..."
 
In de roman Goena-Goena vertelt P.A.Daum over notaris Bronkorst die verliefd is geworden op z'n jonge, Indo-Europese buurvrouw Betsy. De laatste heeft zich onlangs 'verlost' van haar man, Den Ekster, en is dus nu weduwe. Baboe Sarinah heeft haar nonna toentertijd geholpen en graag wil zij nog een keer de krachten van goena-goena aanroepen om de notaris en zijn vrouw Marie te bewegen te gaan scheiden om zo de weg te banen voor de meesteres.
 
Ingrediënten voor een melodrama? Ja. Toch is het dat niet geworden. Daum, die als journalist o.a. werkte voor het Bataviaasch Nieuwsblad, publiceerde in feuilletonvorm een groot aantal romans die allemaal geprezen worden als 'een spiegel van het koloniale leven' (Du Perron). M. Beekman, spreekt zelfs in zijn standaardwerk, Paradijzen van weleer, van 'klassieke werken uit de koloniale literatuur': "Hij was fel tegen 'woordenpraal' in zowel fictie als journalistiek en betreurde melodrama en emotionaliteit. In zijn eigen werk streefde hij ernaar de manier waarop de zaken in de maatschappij lagen, realistisch weer te geven en dat te doen in een proza dat natuurlijk en vrij van maniërisme was. (...) Het is juist deze authenticiteit waardoor de romans, geheel los van hun literaire verdienste, bewaard blijven als een waardevolle bron voor de koloniale geschiedenis van de laatste drie decennia van de negentiende eeuw."
 
Beekman merkt op dat de Javaanse wereld in de tijd van Daum Europees leek, maar 'door en door Indisch' was, ook al had Nederland de macht. Ook voor de Indo-Europese Betsy is er een duidelijke scheiding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Wanneer Sarinah haar vertelt dat haar zoon Ketjil wel kan 'helpen' herinnert Betsy zich de man:
"Je zoon? Welke? Die dikke, die laatst op het erf was en me zo brutaal aankeek, dat ik hem een standje maakte?"
"Ja, die. O, hij is niet verlegen voor Europese vrouwen. Ik weet, dat er een is, die dikwerf bij hem komt, en die als hij het wilde, bij hem aan huis zou komen wonen om geheel zijn vrouw te worden."
"Zo'n slet!" viel Betsy uit, wier hoogheidsgevoel erg werd gekwetst door het denkbeeld, dat een  Europees meisje zich niet ontzien zou de vrouw te worden van een inlander."
Betsy lijkt een vrolijke, opgeruimde vrouw, maar ze is toch wel een beetje teleurgesteld in het leven: ze is weduwe, soit, dat heeft ze zelf min of meer gewild, ze woont bij haar oom en tante, ze heeft niet veel geld. En die buren...., die buren ontbreekt het aan niets. Notaris Bronkhorst en zijn vrouw, uit Nederland gehaald nota bene, leven op heel grote voet:
"Men kende het huis van den notaris algemeen onder den naam van 'het paleis'. Toen Bronkhorst met zijn vrouwtje naar Indië kwam, had hij 'n keurig Europese inrichting meegebracht. Fraaie ameublementen, hoogst onpraktisch en lastig om te behouden en te onderhouden, maar keurig mooi om te zien .. (...) Met den hartstocht van een huishoudelijke, welopgevoede dochter uit een nette burgerfamilie in Holland, had de jonge mevrouw Bronkhorst zich dadelijk geconstitueerd als slavin van al dat moois, behoudens de servituten haar door het moederschap opgelegd."
En dat steekt. Het is niet het moederschap dat Betsy mist, maar de luxe, de mooie meubeltjes, het geld, het aanzien. Het roer moet om, gelukkig biedt Sarinah uitkomst. Er wordt geïnvesteerd in allerlei bizarre kruiden en steentjes, in vreemd gedoe, in goena-goena dus, met de bedoeling Marie en haar man uit elkaar te drijven. Het lijkt te slagen, maar uiteindelijk laat het 'hoogheidsgevoel' Betsy in de steek. Wanneer de roddels ook de hoogste niveaus bereiken en de situatie daarmee onhoudbaar wordt, komt haar zuster Lidia  haar zus halen, ook al staan Lidia en haar man er niet op te springen om de hysterische Betsy in hun huis op te nemen:
"... het denkbeeld Betsy mee te nemen, hetzij door overreding of met zachten dwang, lachte hem volstrekt niet toe. Wel deed hij er den resident, die daarop zeer gesteld scheen, een dienst mee, welke ter gelegener tijd allicht beloond kon worden ..."
Het is overigens niet alleen eigenbelang dat hun dwingt om mevrouw Den Ekster in hun huis op te nemen; gastvrijheid was in het Indonesië van die tijd een onontkoombare plicht. Hotels, opvanghuizen, het was er, zeker in de binnenlanden, niet.

Dat Sarinah, 'baboe Betsy', het reisgezelschap volgt - "Sarinah sloot den stoet steunend en onverstaanbare woorden kauwend in haar tandelozen mond"- is geen straf voor het mislukken van 'het plan', maar een logisch gevolg van de relatie baboe en koloniaal kind. Officieus is de baboe de tweede moeder, feitelijk de eerste: het is een blijvende relatie waar geen ander familielid, geen echtgenoot ook, tussen kan komen.

De goena-goena is dus mislukt, ook al leek het succes binnen handbereik.
"Een dof geluid steeg op uit het net, dadelijk gevolgd door 't gejubel van 't vissersvolk; het inhalen geschiedde nu voorzichtig maar krachtig, en tegen de laatste trek kwam boven het levend gewriemel der dooreenkrioelende vissen een blauwachtige grijze rug te voorschijn, en toen het dier kantelde bij het op 't strand halen, toonde het een helder wit onderlijf; dicht bij den stompen kop zaten een paar zwemvinnen; bij het dier met den lichaamsvorm van een zeehond, spartelde een kleiner exemplaar. Het was een doejong met zijn stamhouder.
De vissers gunden zich geen tijd om naar de vis uit te zien; een sprong toe met een knuppel; hij sloeg den doejong geweldig op den kop en uit de ogen van het stervende dier lekte toen traan bij traan."
Het verhaal loopt af: Betsy is weg, met haar zus en zwager mee; Sarinah met haar;  Marie, de vrouw van de notaris, is ongevoelig gebleken voor de mysterieuze krachten en de notaris...? De notaris, die door de afwezigheid van Sarinah en Ketjil verstoken blijft van 'nieuwe toevoer van drankjes, pilletjes en andere magie, wordt ziek, ligt veertig dagen met koorts in bed. De veertigste dag voelde hij zich 'bijzonder wel':
"Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk? zei hij met een diepen zucht. Ben ik dan gek geweest? De goena-goena had uitgewerkt."

Het is duidelijk dat de goena-goena, de stille kracht, een rol speelt in de gevoelens tussen Bronkhorst en Betsy, maar ze is ook een komisch element, dat een groteske wordt in het afgaan van de kokette Betsy en de wederopstanding van de charmante Bronkorst. En de tranen van de zeekoe? Die kwamen te laat en hebben niet meer mogen baten!

Margriet Hos