Namen, namen, namen die voorbij denderen als treinen van een hogesnelheidslijn. Je ziet ze, probeert ze te proeven, maar voordat je de smaak van de naam, of alleen maar die van het woord kunt proeven, dient zich de volgende aan. Van de ene betovering duikel je in de andere. De ene plaats is nog overweldigender dan die daarvoor, die je verbeelding toch ook al aan het wankelen bracht.

Friedericy vertelt over Boeginezen en Makassaren, over feestjes met landgenoten, over tournees door de bergen, over de vorsten van Gowa, over de overplaatsingen, over de kleding, over zijn vrienden, over toneelavonden, over patrouilles, over rechtzaken, over hertenjachten, over bestuur en zelfbestuur, over......
Met veel genoegen en met de atlas aan mijn zij (!)heb ik dit boek gelezen, dat pas in 1961 gepubliceerd werd en waarover wel verteld wordt dat de ruim dertig jaar daarvoor geschreven brieven enigszins opgeschoond zijn. Soit! In de opdracht van De eerste etappe staat: "Voor mijn oude Celebes-vrienden". Mij lijkt dat ze veel plezier gehad moeten hebben bij het lezen van dit boek, een boek waaruit wel heel veel liefde spreekt voor land en volk.