dinsdag 5 februari 2013
Ook in Petersburg is het nog geen lente!
Onlangs heb ik Gogols Petersburgse vertellingen gelezen. Aanleiding was het verhaal De mantel, waarover ik gelezen had en aanleiding daarvoor was het toneelstuk We spelen Gogol van Anatoli Gavrilov, een toneelstuk dat ik las in het Tijdschrift voor Slavische Literatuur.
Is dit wat men noemt een kettingreactie?
Hoe het ook zij, ik heb er veel genoeglijke uren aan beleefd. De mantel vertelt het verhaal over Akáky Akákyjewitsj, een ijverig ambtenaar - kopiïst, oftewel overschrijver - die in slechte doen is en alleen op de wereld. Zijn ondergang wordt al op de eerste pagina aangekondigd.
"De schuld ligt bij het Petersburgse klimaat."
Even verderop: "Er bestaat in Petersburg een bittere vijand van al diegenen die vierhonderd roebel of daaromtrent 's jaars verdienen. Die vijand is niemand anders dan onze noordelijke vorst, al beweert men overigens dat die zeer gezond is."
Een goede, dikke jas is dus wel het minste wat Akáky nodig heeft en juist daar ontbreekt het hem aan. Wetende dat zijn gang naar kantoor op het spel staat en zijn verstandhouding met zijn collega's - die toch al niet voortreffelijk is -, besluit hij nog zuiniger te leven om een nieuwe jas te laten maken. Het lukt hem de benodigde 150 roebel bijeen te schrapen. Fier, als een ander mens, stapt hij op een morgen naar zijn werk "in de feestelijkste stemming die men denken kan."
Wat zijn redding leek, blijkt echter zijn ondergang te versnellen: zijn mantel wordt gestolen. De aangifte van de diefstal wordt niet serieus genomen, hij vat een zware kou en sterft.
"Er was een levend wezen heengegaan en verdwenen, door niemand beschermd, door niemand bemind, door niemand belangrijk gevonden, dat zelfs niet de aandacht getrokken had van de natuuronderzoeker, die wèl een doodgewone vlieg aan een speld prikt om door een microscoop te bekijken - een wezen dat gelaten de spot van zijn collega's had verdragen en in het graf was gedaald zonder één bijzondere daad te hebben verricht, maar dat, zij het dan ook op het eind van zijn leven, een stralende vreugde in de vorm van een nieuwe mantel deelachtig geworden was."
Het verhaal gaat echter dat in Petersburg, "bij de Kalíenkinbrug, en nog een heel stuk daar voorbij, des nachts een dode rondwaarde in de gedaante van een ambtenaar die een gestolen mantel zocht".
Ik was vooral verrast door de taal van het verhaal. Gogol is een meester in de ironie, soms bijtend, meestal mild, een meester in de afwisseling van humor en tragiek, vaak zelfs in één zin. Dat laatste zegt echter ook weer niet zoveel: zijn prachtige zinnen zijn soms paginalang! Los van de inhoud krijgt de lezer niet het idee een geschiedenis te lezen die rond 1840 geschreven is. Die frisheid, die mooie stijl moet natuurlijk ook aan de vertaling van Aleida Schot toegeschreven worden. Kortom, het lezen van deze vier vertellingen, De Njefski Prospekt, Het portret, Uit het dagboek van een krankzinnige en De mantel, heeft mij gestimuleerd om ander werk van Gogol te gaan (her)lezen.
Maar nu wat heel anders. Wordt er ook nog wat gegeten in De mantel? De omstandigheden zijn er natuurlijk niet naar, maar allez, Akáky's baas, de adjunct-bureauchef, is in een genereuze bui als onze held met zijn nieuwe mantel op het departement verschijnt en nodigt de hele afdeling uit om nog dezelfde avond thee te komen drinken. De avond begint met thee en beschuitjes, maar al spoedig wordt het souper opgediend: "dat bestond uit vinaigrette, koud kalfsvlees, pâté, vleesbroodjes en champagne." En dat is dan ook het laatste geweest waar Akáky van heeft kunnen genieten!
Abonneren op:
Posts (Atom)