dinsdag 13 mei 2014

Boerbeskuit en melktert

Mooie romans lezen is een bijzondere ervaring; mooie romans lezen waarin ook over spijs en drank geschreven wordt is een heel bijzondere ervaring.

In Kroniek van Perdepoort vertelt Anna Louw over twee families: de Lotriets, een blanke familie die een nieuwe 'plaas' uit de grond stampt, en de bewoners van Ertmanstasie, kleurlingen. Het verhaal over de Lotriets draait om de herbegrafenis van de stamouders en in drie dagen - 9, 8 en 7 maart - wordt het duidelijk hoe Koos en Dora Lotriet zich vergaloppeerd hebben: het nageslacht, waterloten, heeft niet hun pionierskracht. Ook het leven van de bewoners van Ertmanstasie, een groepje woningen in een uithoek van het domein van de Lotriets, cirkelt die dagen om de dood: Fielies, de zoon van Mietje die huishoudster is bij een van de Lotriets, komt door een stom ongeluk om het leven.

Kroniek van Perdepoort, geschreven in 1975, is niet alleen een psychologisch familiedrama, het is ook een politieke roman die laat zien dat de 'apartheid' voor zowel blanken als kleurlingen een versleten systeem geworden is. Ook de religie, waarvan de roman doordrenkt is, biedt geen oplossing: voor alle peronen is er geen toekomstperspectief.

Hoe familiebanden ook zijn, er zullen altijd gelegenheden zijn om samen te eten. Dat geldt ook voor de personen in deze roman. Laat ik beginnen met de melktert.

Speciaal voor het bijeenzijn na de herbegrafenis zijn melkterte gebakken. Kolie, de wat onnozele zoon van Attie, de opvolger van Koos Lotriet, is er verzot op.

"De keukenmeid schepte pap voor hem op en Kolie keek intussen naar de linnen zak die op het rek lag. Hij zat vol boerbeskuit en onder de witte doeken stonden melkterte. Onbehouwen begon hij zijn pap op te lepelen. Toen dat niet gauw genoeg naar zijn zin ging, liet hij zijn hoofd zakken om direct uit het bord te eten, als een hond.
De hele tijd waren zijn ogen op de rij taarten gericht. Eerst keek hij goed of er niemand in de keuken was, de achterdeur stond open. Hij propte de voorkant van zijn hemd vol beschuit en kneep onder elke arm een taart vast." (p. 57-58)


Het bakken van goede melkterte is een kunst; alleen Letta, de vrouw van Jan, de oudste zoon van Koos Lotriet,  mag ze maken. "Haar moeder zei altijd: 'Letta's melktert...', met een gezicht waarop iets tussen trots en ontzag te lezen stond."(p.75) Voor vandaag zijn er twaalf gebakken.

Samen eten geldt niet voor Kobus. Verlaten door vrouw en twee dochters eet, vreet,  hij zijn teleurstellingen van het leven weg. Alleen! Geen grotere vreugd dan een speenvarken van Mietje.
'Kobus bekeek eerst aandachtig, concludeerde dat Mietje nog niets verleerd was: bros en bruin als hout, het vel, nét genoeg aangebakken, dat zag je aan de parelachtige structuur, hier en daar licht geweken zodat de laag vet tevoorschijn kwam. Kobus haalde eerst zijn wijn, daarna ging hij zitten, zijn ellebogen uiteen, terwijl zijn maagsappen schreeuwden. Eerst spoelde hij zijn mond met wijn, een wrange prikkeling op zijn tong en de binnenkant van zijn wangen, hij liet hem walsen en slikte hem door voordat hij te warm werd. Daarna sneed hij een boutje aan, stak het op een vork en kauwde al proevend: van grote klasse  - de wrange wijnsmaak zakte weg achter het zoetige vlees dat wegsmolt in zijn mond. Het brosgebakken vel liet hij voorlopig op de rand van zijn bord liggen, en om alles eerst te keuren at hij een paar vorken aardappel en pompoen, zomaar uit de schalen. Pas daarna hoopte hij zijn bord op: rijst doorweekt met saus, pompoen, gekookte aardappels, nam dan het stukje korst tussen zijn vingers en beet met een vragende uitdrukking op zijn gezicht: een zweempje bitter, lichtjes zout, goed gepeperd: op de hele wereld was er niets lekkerders!
Dat was maar het begin. " (p.250)

In Ertmanstasie is ook een begrafenis gaande, die van Fielies. Die plechtigheid is minder officieel, er zijn minder mensen. Gelukkig is er stekelvarken, "een paar nachten geleden gevangen met behulp van een juten zak en een pompoen." (p.356) Ta'Jehanna, de oudste vrouw van Ertmanstasie met het meeste aanzien, maakt hem klaar. "Het huidje wordt gebakken, (...) het achterboutje en de schouderstukjes en het ruggetje worden gestoofd. Ta'Jehanna deelde uit, zelf at ze niet mee, eten in de andere knechtenhuisjes vond ze nooit een prettig idee." (p.357)

Wellicht wordt nog het smakelijkst gegeten bij de leider van de kerkeraad, Gert Garing. Samen eten in groot familieverband is daar op zondagen na de dienst een steeds terugkerend ritueel.
" 'De lamsbout wordt koud. Snij eerst maar eens aan, pa,' maande de oude Kittie hem. Ze was een energieke, magere oude vrouw met een ongelofelijk geplooide nek. En trots op haar kookkunst; ze duldde geen gesprekken voordat er was gegeten.
Gert sneed. Gehoorzaam begonnen de messen en vorken de volgeladen borden te strelen. Er heerste stilte - af en toe vroeg een klein kind bescheiden fluisterend om nog een stukje, één keer de schoondochter die wilde weten waar haar schoonmoeder dan toch saffraan haalde wanneer ze geelrys maakte." (p.34)

Anna Louw heeft een mooie roman geschreven, een heel mooie roman. Ook zonder de aandacht voor al die maaltijden is dit een boek dat indruk maakt. Het doet denken aan andere grote romans als De Toorberg van Etienne van Heerden en Duiwelskloof van André Brink, romans die later geschreven zijn en die mogelijk schatplichtig zijn aan Kroniek van Perdepoort. Het zou me niet verbazen.