dinsdag 29 januari 2013

Koninginnensoep op Koningsdag!












Gisteren hoorden we het nieuws over de troonwisseling in Nederland: Beatrix maakt plaats voor Willem-Alexander. Het zij 'onze koningin' van harte gegund dat ze het wat rustiger aan kan doen; bovendien denk ik - en met mij velen - dat Willem-Alexander met Máxima aan zijn zijde een waardige opvolger zal zijn.

Gisteren bleek weer eens dat dat kleine land bol staat van tradities. De helft van het Nederlandse volk zat om 19.00 uur aan de buis gekluisterd.  De hele avond waren radio en tv gewijd aan deze historische gebeurtenissen. Ook fervente voorstanders van een republiek hebben hoogachting voor Beatrix. Koninginnedag wordt 'koningsdag', maar leraren Nederlands verliezen daarbij wel een dicteewoord!. 'Ze' heeft eindelijk tijd om 'gewoon' een kopje koffie bij de buren te gaan drinken, onaangekondigd! In plaats van Haagse Hopjes kan 'ze' nu Utrechtse theerandjes knabbelen  - en 's avonds voor wat stevigers gaan: de 'vijfschaft'. Over tradities gesproken: er werd gisteren zelfs weer  - met het oog op een nieuwe vorstperiode - gesproken over een Elfstedentocht, met Prins/Koning Willem-Alexander?

Kortom, het wordt weer tijd voor de oer-Hollandse keuken!

Als ik iemand hoogacht in kookboekenland, dan is het wel onze eigen Janny de Moor. Van huis uit Arabiste - what's in a name - , maar vooral bekend als kookboekenschrijfster, culinair journaliste, food writer. Als Arabiste heeft ze veel geschreven over de Oosterse keukens, als Nederlandse heeft ze veel lansen gebroken voor de typisch Nederlandse keuken. Wat te denken van: Fladderakjer en pierewaai, Fryske nageltsiss, knieperties en rollechies, Kamper steur, Schokkermoppen, Arnhemse meisjes, Waterlands vlees, Leidse hutspot, bolus, kipkap, reubesoep, Volendammer zootje, stimpstamp, Gelders ganzenbord, hemelse modder, Haagse bluf, Janhagel..... Je vindt het allemaal in de kookboeken van Janny de Moor.

En de koninginnen(!)soep? Ja, die ook!

maandag 28 januari 2013

"Mijn helden zijn nog niet dood."




Het laatste nummer van Tijdschrift voor Slavische Literatuur opent met een toneelstuk van Anatoli Gavrilov, in de vertaling van Willem Weststeijn. Nietsvermoedend, volstrekt onwetend en de hele tijd één oog gericht op 24 examenleerlingen die hun laatste opstel voor Nederlands aan het schrijven waren, begon ik te lezen. Ongeduldig als altijd had ik de inleiding, toelichting niet gelezen. Ik heb me laten overrompelen.

We spelen Gogol (2011) wordt gespeeld door vier personen: Gogol en drie hoofdpersonen, Tsjitsjikov, Chlestakov en Poprisjtsjin, hoofdpersonages uit resp. Dode Zielen, De revisor en Dagboek van een gek. Het is een absurde sitiuatie: ze zitten met z'n vieren achter een tafel, stellen zich voor en geven (on)interessante details over henzelf prijs. Een voorbeeld.
G: Geen eigen rijtuig. Huurkoetsiers.
T: Ik heb een rijtuig met vering en een driespan paarden.
C: Huurkoetsiers.
P: Ik loop.
Elke keer wordt er een pauze ingelast; daarna gaat 'het gesprek' weer verder, in steeds dezelfde volgorde: eerst Gogol, dan zijn personages. Met en met worden de vier personages uit Gavrilovs toneelstuk duidelijker; de kijker - in mijn geval de lezer - heeft een beeld van de protagonisten.

Opeens zegt Gogol: "Het werk aan het tweede deel van Dode zielen gaat moeizaam. Mijn helden zijn nog niet dood." Op die verzuchting wordt gereageerd. T: Waarom niet?; C: Schrijf iets lichts, iets amusants, iets grappigs.; P: Ik moet even weg. Daarna volgen echte gesprekken, absurde, tragische, humoristische, steeds onderbroken door pauzes. Gogol is de aangever; hij is de drager van de melancholie, de weemoed; hij klaagt over kou en ziek worden; vraagt zich af wat 'menselijke waardigheid' precies is; vindt dat hij tekort geschoten is en gaat na zijn laatste woorden: "Ik voel me niet lekker, ik heb hoofdpijn." op de grond liggen waarbij hij zijn jas over zich heentrekt.

Het duurt een hele tijd voordat Gogols medespelers doorhebben dat hun schepper dood is. Waardig nemen ze na elkaar afscheid van de overledene en leggen geld neer, wetend dat Gogol zelf niets heeft voor een begrafenis.

Na een lange pauze waarin verschillende geluiden te horen zijn van muziek en stadsverkeer, springt Gogol opeens op. In flarden herinnert hij zich situaties uit zijn leven, hij is blij met het geld dat de anderen hebben achtergelaten, denkt aan zijn jeugd, zijn schrijverschap en de waardering die hij daarvoor heeft gekregen, de reizen die hij heeft gemaakt. "Ik ben opgebrand. Pauze. Je moet waarschijnlijk sterven om opnieuw op te staan. Pauze. Ik ga het klooster in. Pauze. Beter neerslachtigheid en mistroostigheid door mezelf dan eigendunk in mezelf." Moskou is het eindstation. Hij maakt een buiging en gaat af. Einde.

Wij spelen Gogol is een bijzonder aardig toneelstuk, meer nog een eenakter. De tekst is treurig, maar hier en daar ook heel komisch, zoals blijkt uit de volgende passage. Tsjitsjikov, hoofdpersoon uit de Dode zielen, een man van enig aanzien, is even weg geweest en bij terugkeer mist hij iets. "De kip. Ik arriveerde, nam mijn intrek in een hotel, dineerde met koolsoep, gevulde pasteitjes, hersens met doperwtjes, saucijsjes met kool, zoute augurken en een zoet pasteitje, dronk een kopje koffie, knapte een uiltje, ging een eindje kuieren, at als avondmaal koud kalfsvlees, ging liggen, vervolgens bezoeken, diners, banketten - maar de kip? Ik herinner me immers heel goed dat ik een gebraden kip bij me had! Ze was in groen papier gepakt - waar is ze?" Als verteld wordt dat hij de kip zelf heeft opgegeten, maar dat waarschijnlijk vergeten is, riposteert hij met de opmerking dat hij nooit iets vergeet, waarop na enig geharrewar het gesprek eindigt met een verwijzing naar 'de speculatie met de zielen van de dode boeren.'

Enige voorkennis van het werk, de inhoud van Gogols bekendste romans en toneelstukken is misschien niet noodzakelijk, maar wel handig. De kans zal, denk ik, klein zijn, maar ik zou veel in het werk stellen om een uitvoering van dit toneelstuk te kunnen zien.


vrijdag 25 januari 2013

Over keukenraam en zwartebessenpie


Zo'n dag of drie was  ik enigszins ontheemd: de woonkamer werd gewit en een grote kast werd geverfd. Gelukkig staan er in de woonkeuken ook boeken: kookboeken! Daar heb ik me de afgelopen dagen zeer thuis bij gevoeld. Bovendien heb ik Librarything ontdekt: als een meikever heb ik - zittend aan de keukentafel - kookboeken zitten invoeren. En dat is leuk: je komt weer allerlei boeken tegen die je al meer dan een jaar niet in handen hebt gehad. Zo ook bovenstaand boek, Janie Hibler, Dungeness Crabs and Blackberry Cobblers, een boek uit de reeks Knopf Cooks American.


Het boek ziet er heel mooi uit: een prachtige omslag, fraaie foto's, een mooi verzorgde paginaindeling, een register uiteraard, maar ook een bibliografie. Het is een kookboek dat de regionale keuken van 'The Northwest' van Amerika beschrijft, met veel aandacht voor de inbreng van alle culturen die daar 'gesetteld' zijn. En dat zijn er heel wat. In de marges van de pagina's is veel ruimte voor diverse gewoonten en talloze wetenswaardigheden van die culturen. Vreemd, dat ik er nog nooit in gelezen had en er zelfs nog nooit uit heb gekookt. Ik weet wel nog waar ik het gekocht heb: De boekensteun, een soort kringloopwinkel voor boeken. De opbrengsten gaan naar goede doelen.

Dit wordt dus een van de kook/leesboeken voor de komende dagen. Het boek begint met twee motto's. En juist het eerste motto is zo bijzonder:
"There should be no need to argue that the kitchen window is a good observatory from which to watch the course of history."
Leonard N. Beck, Two "Loaf-Givers"

Dat is een mooi motto. Ik zal veel aan het keukenraam gaan staan, veel in dit mooie boek lezen, en... wie weet: The blackberry Cobbler maken, Het wordt immers tijd voor die bessen van de struikjes van Geheut om de vriezer te verlaten. En over de Geheuter bessengeschiedenis valt nog veel te vertellen. Op een ander moment.

maandag 21 januari 2013

All animals are equal, but...

Vlag van de Republiek der Dieren
Vandaag attendeerde NRC Boeken ons op 'Orwell-day'. Eric Blair, zijn eigenlijke 'ik', stierf 63 jaar geleden en omdat hij dit jaar 110 jaar geleden geboren werd, hebben de erven en uitgeverij Penguin 21 januari 2013 uitgeroepen tot de eerste Orwell-dag. Er staan allerlei activiteiten op stapel: heruitgaven, een Orwell-seizoen op BBC radio 4 en in Myamar, het vroegere Birma, wordt een internationaal literair festival gehouden, gewijd aan Orwell.

Maar, schande, o schande, ik ken alleen maar Animal Farm, vaag, en 1984, nog vager. In de kast staan maar twee Orwells: 1984 en De jaren in Birma. Beide boeken heb ik (nog) niet gelezen. Daar moet verandering in komen, uiteraard. Nog deze week begin ik aan de vertaling van Burmese Days. Orwells beroemdste roman moet nog maar even wachten. Frappant is wel dat in ons exemplaar een cartoon van Yrrah lag, opgevouwen en natuurlijk uit 1984. De varkens luisteren naar 'Big Brother', die zich via een luidspreker kenbaar maakt! Op Wikipedia heb ik een samenvatting van de inhoud van Animal Farm gelezen: veel kwam bekend voor. Wat ik niet (meer) wist, was het verhaal van de schapen. Ze stellen het proletariaat voor, ondersteunen blind de aanvoerder Napoleon en roepen voortdurend: "Four legs good, two legs bad." Totdat de varkens op twee benen gaan lopen; dan wordt hun geleerd: " Four legs good, two legs better."

Van 'boek' naar 'bord' is vandaag geen grote stap. Orwell zal tijdens zijn dienst in Birma ongetwijfeld lange treinreizen gemaakt hebben. Op internet vond ik een recept van Railway Lamb / Mutton Curry (Bridget's recipes). Bridget vertelt dat in het begin van de 20e eeuw dit een gerecht was dat in de 'Railway Refreshment Rooms' geserveerd werd, in prachtige schalen op tafels waarop sneeuwwitte tafelkleden lagen. Of Orwell eerste klas heeft kunnen reizen en dus deze lamscurry - sorry schaapjes van Geheut - heeft gegeten, weet ik niet. Overigens, deze curry zou niet te scherp zijn: Britten hielden daar niet van.

Anyway, de ingrediënten zijn de volgende:

1 pond lamspoulet, 2 grote aardappels in blokjes gesneden, 6 peperkorrels, twee uien (in schijven gesneden), 1 tl kaneel, 1/2 tl kruidnagel, 2 kardemompeulen, 2 tl kerriepoeder, 8 laurierblaadjes (eigenlijk curryblaadjes), 4 pepertjes (denk aan de zaadjes!), 2 tl chilipoeder, 1 tl gemberpoeder, 2 knoflookteentjes, zout, 2 el olie en 2 el azijn. Blijkbaar zijn de Britten toch meer gewend; mij lijkt deze curry aan de pittige kant!

Het gerecht is gemakkelijk te maken: braad het vlees aan in de olie; voeg alles toe behalve de azijn; voeg wel genoeg water toe en doe de azijn er na 3 kwartier bij.
"Serve with Steamed Rice, Bread or Dinner Rolls."
Met dank aan Bridgetrecipes.blogspot.com.

zondag 20 januari 2013

De vruchten van een slapeloze nacht!





Zo af en toe passeert er een nacht, waarbij de slaap me niet omarmt. Wat een uitkomst is dan de smartphone op mijn nachtkastje!

Ik begon afgelopen nacht bij Lizet Kruyff, de wetenschapsjournaliste van De Spinazieacademie, de schrijfster van het blog over culinaire historie, Mededelingen van land- en tuinbouw. Gisteren schreef ze over de Joop Witteveenprijs, uitgereikt aan Daniëlle de Vooght voor haar boek The king invites. Dat is een proefschrift over de eetcultuur aan het Belgische hof. Er wordt een handelseditie van gemaakt. Hopelijk in het Nederlands!

Joop Witteveen is, samen met zijn partner Bart Cuperus, de oprichter van de Bibliotheca Gastronomica - Eten en drinken in Nederland 1474-1960, waarin ze hun culinaire collectie hebben ondergebracht. Inmiddels maakt ook het boekenbezit van Johannes van Dam daar deel van uit. De collectie van de Gastronomische Bibliotheek wordt op termijn overgedragen aan de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek van de UvA.

In een artikel uit de Volkskrant van 1998 las  ik dat zij (Witteveen, Cuperus en Van Dam) elk najaar het Oxford Symposium on Food bijwonen. Dat Alan Davidson, oud-diplomaat en 'foodwriter', dat symposium ingesteld heeft, wist ik niet. Zo'n jaar of acht geleden kreeg ik bij gelegenheid van mijn 25-jarig schooljubileum de twee omvangrijke viskookboeken van Davidson, boeken waar ik nog steeds heel blij mee ben en die ik geregeld raadpleeg. Overigens, Janny de Moor en Berthe Meijer , zijn ook geen onbekenden in deze Oxford-club!

De Bibliotheca Gastronomica - die heel kostbaar is: bij Marktplaats kost de goedkoopste 225 euro en de wat minder goedkope 400! - heeft tal van lemma's in het register, zoals brood, chocola, drankbestrijding, dieet, vermageren, huishouding, menu, soep, kooklerares, vervalsing, muziek, radiokok... Daar kwam ik ook de naam Martine Wittop Koning tegen, een huishoudlerares die ruim 250 kookboeken op haar naam heeft staan.  Ik heb Wikipedia erop nageslagen en weet nu dat ze heel wat meer geschreven heeft dan het Winter- en Zomerkookboekje, uitgegeven door Calvé-Delft en met tekeningen van Jo Spier (!). Maar, over mevrouw Wittop Koning een andere keer meer.

Dan ook nog maar even naar Johannes van Dam gekeken op internet, ook al is ie me redelijk vertrouwd: ik heb vijf boeken van hem in de kast staan. Wat ik echter niet wist, was dat Koks & Keukenmeiden, een uitgave van Johannes van Dam en Joop Witteveen, een boek is dat gepubliceerd werd bij gelegenheid van de tentoonstelling van 2006 in de Universiteitsbibliotheek over de overdracht van bovengenoemde collectie van de Stichting Gastronomische Bibliotheek.

Heerlijk, zo'n  slapeloze nacht!

zaterdag 19 januari 2013

Tommy Wieringa, Dit zijn de namen














Zo'n dag of tien heb ik erover gedaan, wat betekent dat ik niet echt gegrepen werd door het boek. Toch vond ik het mooi. Als ik erin las, nam het me wel mee, ondanks de sombere inhoud: het verhaal over de politie-inspecteur Beg die in een niet te benijden sleur leeft en het grimmige, angstaanjagende verhaal over de vluchtelingen die om te overleven voor niets terugdeinzen.


Aanvankelijk vond ik het vreemd dat Wieringa voor de Oekraïne gekozen heeft als achtergrond voor zijn boek. Naarmate ik meer in het verhaal kwam, viel het me minder op en leek me de sfeer daar goed weergegeven. Toch begrijp ik niet waarom een dergelijk verhaal zich niet hier, in Nederland, had kunnen afspelen. Heeft die keuze wellicht te maken met een behoefte aan internationaal schrijverschap?

Wat ik ook vreemd vind, is de vervlechting met de Joodse cultuur: het jodendom, de rabbi's. Als het gaat om een zoektocht naar een identiteit, het willen behoren tot een bepaalde groep, het verlangen naar geborgenheid, het kunnen koesteren van hoop op een beter leven, dan begrijp ik het enerzijds wel, maar ook dan vind ik dat idee, dat thema in deze roman een beetje gekunsteld. Toegegeven, het is een metafoor voor een groter verband, idee, maar het is zo on-Nederlands. Het gebruiken van joodse elementen in de Nederlandse literatuur is  - voor zo ver ik weet - min of meer voorbehouden aan schrijvers met joodse wortels. Dat wil niet zeggen, dat anderen er niet over zouden mogen schrijven, maar op dit moment voel ik me er een beetje ongemakkelijk bij.

Kortom, het is een boek dat nog een paar dagen in de marinade moet liggen. Ik ben er duidelijk nog niet helemaal uit, ook omdat het zo heel anders van toon en sfeer is dan veel andere romans van daar, dat wil zeggen: die ik ken. Denk aan Joseph Roth, Paustovski, Babel...

woensdag 16 januari 2013

Leo Tolstoi en het Sint-Janskruid

In de novelle 'Meester en knecht' van L. Tolstoi speelt het Sint-Janskruid een opvallende rol. Zo opvallend, dat het wel lijkt of dit geneeskrachtige kruid de rol van de klassieke 'peripeteia' op zich neemt!

Herbergier en koopman Wasili Andrejitsj Brechoenow maakt zich klaar om naar een naburige landeigenaar te rijden voor de aankoop van een bosperceel. Het is hartje winter en vanwege de kou en de bezorgdheid van zijn vrouw, gaat zijn knecht Nikita mee. Met de slee, getrokken door het vriendelijke paard, Moechorti, gaan beiden op weg naar Goriatsjkino, zo'n tien werst verderop. Ze verdwalen en komen tot twee keer toe in Grisjkino, waar hun onderdak voor de nacht aangeboden wordt, maar wat door Wasili wordt afgewezen, bang als hij is dat hij te laat komt voor de zo gunstige aankoop. Midden in de nacht, temidden van zware sneeuwstormen, proberen ze hun weg te vinden. Ze stranden. Het vermoeide paard en de onmogelijkheid om een geschikte route te vinden dwingt hen de nacht buiten door te brengen. Maar dan slaat de angst toe. Wasili maakt het paard los en verdwijnt:

"<Waarom zou ik hier blijven liggen en op den dood wachten... Ik ga op het paard zitten en hup, vooruit!> flitste eensklaps een gedachte in hem op. <Met één ruiter op z'n rug zal hij nog wel kunnen draven... Hèm - > en hij dacht aan Nikita _ < maakt het toch geen verschil of hij nu sterft. Wat heeft hij ook voor 'n leven! Dààr zal hij niet veel om treuren, maar ik heb goddank iets aan mijn leven...>

Dat kan niet goed aflopen! Moechorti zakt weg in de sneeuw, ontdoet zich van zijn berijder en gaat ervandoor. Wasili snelt het paard achterna, vindt hem en... is weer terug bij de slee. Daar ligt Nikita te kreunen, op sterven na dood.

"Ongeveer een halve minuut bleef Wasili Andrejitsj zwijgend en onbeweeglijk staan, daarna trad hij eensklaps met de vastberadenheid waarmee hij gewoon was door handslag een voordeeligen koop te bekrachtigen, een stap terug, stroopte de mouwen van zijn pelsjas op en begon met beide handen de sneeuw uit de slede en van Nikita af te werpen."

Hij gaat zelfs zover dat hij bovenop het lichaam van Nikita gaat liggen om hem te verwarmen.

Vanwaar opeens deze naastenliefde? De oorzaak moet bij het Sint-Janskruid liggen, een plant waaraan geneeskracht toegeschreven wordt en die gebruikt wordt als antidepressivum. Tijdens zijn vlucht te paard wordt hij tweemaal verrast door 'iets zwarts', iets dat hij aanziet voor een huis, dorpswoningen. Beide keren zijn het opgeschoten struiken Sint-Janskruid. Overigens werd al in het begin van het verhaal gesproken over Sint-Janskruid, een van de eerste momenten dat ons reisgezelschap de weg naar Goriatsjkino was kwijtgeraakt en over een stoppelveld reed "waar St. Janskruid en stroohalmen uit de sneeuw omhoog staken en in den wind heen en weer bewogen."

Hoe het ook zij, dit altruïsme, deze lichtzinnigheid moet Wasili met de dood bekopen. Ook het paard overleeft de barre tocht niet. Nikita wordt de volgende dag door de boeren uit de sneeuw uitgegraven; alleen zijn tenen zijn bevroren. Hij leeft nog twintig jaar en neemt - de dood verwachtend - 'afscheid van zonen en kleinkinderen en stierf, zich oprecht er over verheugend dat hij zijn zoon en schoondochter van den last van een overtollig eter bevrijdde..."

Het leven van Nikita was zwaar en leek doelloos voor de nachtelijke sneeuwtocht; hoe het de twintig jaar erna gegaan is, weten we niet. Of Wasili gelijk gehad heeft met zijn opvatting over het leven van knechten? En wat het geneeskrachtige kruid betreft: Sint-Janskruid is een mooie plant, die in de zomer vrolijk geel staat te bloeien langs weg en spoorbaan!

zondag 13 januari 2013

Huevos Rancheros (Country eggs)


Afgelopen vrijdag waren we in de kringloopwinkel van Maastricht. Zelf had  ik het boek niet zien staan, Han attendeerde me erop. Toen twijfelde ik nog: de Mexicaanse keuken staat bij mij niet bovenaan. Ik heb zelden avocado's en chorizo in huis, laat staan 'nopal cactus'! Chilipepertjes wel, die staan in onze moestuin. We hebben uiteraard niet zo'n variatie als in Mexico, we behelpen ons met één soort. Ik nam het boek mee; het was dat het maar 2 euro kostte!

In de auto op weg naar huis bladerde ik erin; het zei me nog niet veel. Mijn ervaring is overigens dat je dit soort boeken moet veroveren. Toen ik dan ook begon bij het begin en zag dat bovenaan in de 'Acknowledgements' Elizabeth David stond, wist ik dat het goed zat. Dit moest een bijzonder kookboek zijn.

Inderdaad. Thuis surfte ik op het net en zag dat dit kookboek van Diana Kennedy hèt kookboek van de Mexicaanse keuken is. In z'n soort is het te vergelijken met bijvoorbeeld De zilveren lepel, Het Haagsche kookboek, Ons kookboek, de kookboeken van Jane Grigson en Elizabeth David, uiteraard. Waarom? Omdat er veel onderzoek gedaan is naar de eetgewoonten van de verschillende bevolkingsgroepen van, in dit geval, Mexico en daar een standaardwerk uit voortkomt dat zowel interessant is voor de Mexicaan als voor anderen. Recepten die nog niet vastgelegd waren, staan nu in dit kookboek.

Of ik er op korte termijn veel uit ga koken, weet ik nog niet. Allereerst moet ik aan het boek wennen. Omdat we op het moment veel eieren hebben, heb ik al gekeken in het hoofdstuk 'huevos'. Er staan vooral veel recepten voor 'huevos revueltos' in, maar nooit zonder chorizo of chili of 'nopales' of 'salsa ranchera'. Geen gerechten dus waarvan ik de ingrediënten op voorraad heb. Maar wie weet. Ik heb al gezien dat ik die 'salsa ranchera' zo kan maken, zij het dat ik geen 'chiles serranos' heb, maar zoals gezegd chili's uit de moestuin van Geheut. Moet ook kunnen. Wie weet, eten we morgen 'Huevos Rancheros', niet in 'tortillas' maar op zelf gebakken roggebrood!

zaterdag 12 januari 2013

Kwarktaart, cheesecake

 
Als halve Midden-Europeaan en groot liefhebber van regionale keukens ben ik dol op de joodse kookcultuur en  dan vooral die van Midden- en Oost-Europa. Tel daarbij op dat we zo nu en dan veel eieren hebben van onze kippen, ik niets weg kan gooien en veel bak,  dan wordt het duidelijk dat ik graag kwarktaart maak. Mijn recept is een combinatie van dat uit Claudia Rodens boek De joodse keuken en bovengenoemd kookboekje, een uitgave van Stichting vrienden van de Jeugd Alijah te Amsterdam.
 
Allereerst maak ik van 200 gram bloem, een snufje zout, 75 gram suiker, 100 gram margarine en een ei een korstdeeg dat een half uur in de koelkast moet rusten. Tot zover mevrouw Roden. Na een half uur wordt het deeg uitgerold in een springvorm en bekleed met een 'noodvulling'. Dertig minuten op 180 graden celsius.
 
Intussen wordt de vulling gemaakt. Ik klop een bak kwark (500 gram) met 3 eetlepels custard, 5 eieren, wat citroenrasp en 100 gram suiker. En dat is dus de inbreng van het kookboek van de Jeugd Alijah. Wel voeg ik er nog zo'n 100 gram rozijnen aan toe: eigen  inbreng ;-) .
 
Als het deegbakje afgekoeld is en de blinde vulling is verwijderd, komt de vulling erin. Terug in de oven: ongeveer een uur op 175 graden.
 
Eet smakelijk / Betti avon!
 
 
 
 

donderdag 10 januari 2013

Pompoenen in Saboentsji

 

"Meer dan twintigduizend arbeiders leven in Saboentsji (nu: Sabunçu), hier zijn minstens drie keer zoveel pompoenen. Bij deze exemplaren van een overdadige natuur verdwijnen bijna de druiven, de dadels de vijgen en de peren. Aan honderd kraampjes verkoopt men vruchten, brood, vlees, vette varkens, groot, zwartgevlekt en zwaar, maar rap als honden, varkens die tempo hebben: een zuidelijke en geestige luim van de schepping."

In Joseph Roths Reis door Rusland gaat het niet om pompoenen. In deze bundel essays gaat het om een beeld van de jonge Sovjet-Unie. In 1926 maakte Roth voor de Frankfurter Zeitung een reis door Rusland en doet hij verslag van de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals: de gebruiken aan een grensovergang, het religieuze leven in Moskou, een bootreis over de Wolga naar Astrakan, de volkeren in de Kaukasus, het straatleven in Rusland, de positie van de joden, de kerk en de godsdienstpolitiek, het theater, de school en de jeugd, de verburgerlijking van de revolutie.

De 'feuilletons', zoals ze destijds genoemd werden, zijn kritischer dan ik verwacht had. Er is veel kennis van zaken nodig voor de lezer om al zijn opmerkingen in een juist perspectief te plaatsen: Lenin was al vijf jaar dood, Stalin had zijn ideeën over de 'planeconomie' nog niet ten uitvoer gebracht. Het gaat om een periode die relatief vrij rustig was en waarvan ik niet zo'n duidelijk beeld heb. Gelukkig heeft de vertaler, Koos van Wehring, in voetnoten toelichting gegeven bij diverse namen en begrippen.

Dat maakt naturlijk ook dat Roths artikelen zo interessant zijn; soms lijkt het alsof de dagelijkse gang van zaken acceptabel is: verschillende volkeren leven naast elkaar, godsdienstuitoefening is (nog?) mogelijk, er is relatieve vrijheid. Juist de passages waarin het 'gewone' leven in de nieuwe Sovjetsteden beschreven werd, vond ik heel erg mooi. Een voorbeeld:

"Daartussendoor schuift de massa: mannen in goedkope blouses, velen in een leren jack, allen met bruine en grijze mutsen, in grijze, bruine en zwarte hemden; veel boeren en nog halve plattelandstypen, de eerste generatie die het lopen  geleerd heeft op het plaveisel van een straat. Soldaten in lange, gele jassen, politiemannen met donkere en donkerrode mutsen, mannen met aktetassen die ook zonder dit voorwerp als functionaris herkenbaar zijn, oude burgers die hun prestige ophouden en nog een witte kraag, een hoed en een zwart baardje dragen - de mode van de intelligentsia van de jaren negentig - en de onvermijdelijke lorgnet aan het dunne gouden kettinkje dat de schelp van het oor afgrenst van de schedel; debatterenden die naar de club gaan en onderweg al het clubgesprek beginnen; een paar angstige, heel primitieve meisjes van de liefde, van het type: neem er de tijd voor, zeer zelden een goed geklede vrouw, nooit een mens die niets omhanden heeft en nooit een mens die men het zou aanzien dat hij helemaal geen zorgen heeft. Alles ademt de sfeer van een leven dat vol is van arbeid en rijk aan problemen. Of men arbeider is of functionaris of kantoobediende. Men is actief of men wordt net actief. Men is lid van de partij of men bereidt zich juist voor in de partij opgenomen te worden (en zelfs het partijloos zijn is nog een vorm van activiteit). Men fixeert steeds zijn positie ten opzichte van de nieuwe wereld. Men corrigeert zijn standpunt. Men is nooit helemaal een privé-mens. Men is altijd een zeer levendig bestanddeel van de samenleving. Er wordt georganiseerd, er wordt gespaard, er wordt een campagne gestart, een resolutie opgesteld, een delegatie verwacht, er wordt een delegatie begeleid, er wordt iemand uit de partij gestoten, een ander opgenomen, er wordt ingezameld, afgeleverd, gestempeld - er wordt, er wordt, er wordt! De hele wereld is een reusachtig apparaat. Elke bejaarde, elk kind is erbij betrokken en draagt verantwoordelijkheid, het is een groot gedoe van bouwen en dichtgooien en bakstenen slepen, hier liggen brokstukken, daar ligt nieuw bouwmateriaal - en alle mensen klimmen op steigers, staan op ladders, gaan trappen omhoog, repareren, demonsteren of gooien dicht. Nog staat niemand vrij en soeverein met beide benen op de grond."

Ik geef toe, pompoenen lijken in een dergelijke stad een Fremdkörper te zijn; maar Saboentsji, een stad niet ver van Bakoe (hoofdstad van het huidige Azerbeidzjan) is geen stad als Moskou of Kiev, is wellicht een stad waarin in het leven in 1926 nog niet zo heel anders was dan in de tijd van de tsaren. Jammer, dat ik zo weinig van die tijd in die Sovjet-staten afweet, staten waarin bewoners geen gemakkelijk leven geleid zullen hebben, maar ook staten met zulke interessante gebruiken en sprookjesachtige namen.

Joseph Roth, Reis door Rusland, 1994